Hoe ontstaat geweld en wat zijn de gevolgen?
Binnen Geweldloze Communicatie gaan we ervan uit dat aan de ba­sis van alle geweld een manier van denken ten grondslag ligt, na­melijk het denken in ‘goed of fout’. Binnen dit denkpatroon kun­nen verschillen niet bestaan. Elk verschil wordt uitgelegd als ‘het ene is goed en het andere fout’. Deze manier van denken leidt er­toe dat we voortdurend analyseren en interpreteren. Wij letten op wat er anders is aan anderen en/of onszelf en beoordelen dit vrij­wel meteen als ‘er is iets mis; met mezelf of met die ander’. Elk oordelen valt in de categorie ‘goed’ of ‘fout’.Elk oordeel, of dit nu zogenaamd positief of negatief opgevat wordt, roept schuld en schaamte op. Deze schuld en schaamte leiden tot angst, omdat eigenlijk niemand ‘fout’ wil zijn en bang is voor de consequenties van ‘fout’. ‘Goed’ roept ook angst op om­dat je niet weet wat je moet doen om ‘goed’ te zijn of te blijven. Die angst ontneemt je de ruimte om jezelf te zijn. We hebben die ruim­te echter nodig om te kunnen overleven en dus doen we er al­les aan om die te herwinnen. Manieren waarop we die ruimte pro­be­ren te herwinnen zijn: verdedigen, aanvallen, verzet, rebellie, schijn­bare aanpassing of terugtrekken. Deze manieren zorgen er ech­ter voor dat er bij de ander een gebrek aan ruimte ontstaat om zichzelf te kunnen zijn en dragen niet daadwerkelijk bij aan het creëren van ruimte voor onszelf. Want al deze manieren roepen weer angst, schuld en schaamte op. Zo belanden we in een vi­cieu­ze cirkel van geweld.We zijn helaas zo gewend om altijd en onmiddellijk te analyseren en te interpreteren en vervolgens te oordelen dat we ons veelal niet bewust zijn dat we oordelen en wat de effecten daarvan zijn. Als we stil staan bij de effecten van oordelen en we her- en erkennen dat oordelen en beoordeeld worden pijn creëren en harmonie en respect in de weg staan, dan kunnen we een andere keus ma­ken.Door ons bewust te worden van het moment dat we analyseren, in­terpreteren en oordelen kunnen wij veranderen. Zodra we dat mo­ment herkennen is het mogelijk om de interpretatie en het oor­deel te vervangen door vragen. Vragen aan onszelf en/of de an­der en daardoor ruimte te geven aan ieders gevoelens en be­hoef­ten.

Als voorbeeld het effect van een opmerking die een directeur op ‘vrien­­delijke’ toon maakt naar een docent: “Het valt me op dat het meestal vrij rumoerig is als jij lesgeeft. Bij Jansen is het vrijwel altijd rustig in de klas.” De directeur merkt een verschil op en geeft het oordeel ‘rumoerig’ en ‘rustig’. De docent schrikt en vraagt zich af of er iets mis is met zijn ‘ru­moe­rige’ werkwijze. Wat doet hij niet goed, in de ogen van de di­rec­teur? Hij kan zich nu terugtrekken in zichzelf en zichzelf de schuld geven door te denken dat hij anders moet handelen en geen goede docent is.Hij kan zichzelf ook gerust stellen door te bedenken dat die colle­ga van de ‘rustige’ klas veel straf geeft en leerlingen daardoor rus­tig houdt, en zo werkt een goede docent toch niet. Hij gebruikt de oordelen over zijn collega om zichzelf te verdedigen.De docent kan zich ook hardop gaan verontschuldigen of  in de ver­dediging. In het ene geval kan hij zeggen: “Ja, ik weet niet hoe dat komt. Ik vind zelf ook dat het veel te rumoerig is. Heeft u er last van, weet u wat ik kan doen?”In het andere geval kan hij zeggen “Nou, Jansen heeft helemaal geen echte orde hoor. Hij geeft zoveel strafwerk dat de kinderen hele­maal niet aan leren toekomen. Dat is toch zeker niet hoe een goe­de docent het doet!”

Uitingsvormen van geweld
Wij hebben op verschillende manieren geleerd om het onderscheid tussen goed en fout in onze communicatie uit te drukken. Die uitingen roepen tel­kens angst, schuld en schaamte op.

Classificeren, etiketteren, vergelijken
Wanneer we etiketteren, classificeren en vergelijken leggen we sta­tische normen neer op basis waarvan we mensen indelen en be­oordelen. Die mens is ‘sociaal, dom, lui, intelligent’, ‘Jan is zo’n ty­pe dat altijd het hoogste woord heeft’. Of we onderscheiden men­sen op grond van bepaalde kenmerken zoals leeftijd, sekse, re­ligie, huidskleur, cultuur en opleiding en koppelen aan deze kenmer­­ken een oordeel. ‘Marokkaanse jongeren zijn crimineel’, ‘Vrou­­­wen reageren altijd emotioneel’.

Analyseren
Wij zijn gewend elke situatie, gebeurtenis, idee, gedachte etc. te ana­lyseren. Wat betekent het, hoe past het in ons leven, hoe kunnen wij het beoordelen. En het oordeel volgt zonder meer: goed of fout.‘Geen wonder dat hij zich zo gedraagt. Zijn vrouw is net weggelo­pen.’ ‘Als je niet oplet dan gebeuren er dingen die je niet wilt, want jij hebt het overzicht niet, dus kun je geen gebruik maken van kennis.

Interpreteren
Wanneer we interpreteren geven we vanuit ons eigen referentie­ka­der betekenis aan datgene wat we waarnemen; wat er gebeurt, wat we horen of zien. Dat referentiekader is eigenlijk altijd gebaseerd op het denkpatroon van ‘goed of fout’. ‘Goed’ als een ander han­delt zoals wij gewend zijn en/of willen en ‘fout’ als de ander an­ders handelt dan wij gewend zijn en/of willen. Zo’n interpretatie leidt altijd tot een oordeel.‘Marieke heeft haar kamer niet opgeruimd. Ze is gewoon niet ge­mo­tiveerd.’‘Mijn collega wil niet met me samenwerken. Hij heeft zeker een hekel aan me.’‘Die leerling heeft een mes bij zich. Hij is agressief en gevaarlijk.

Het vervolg op een oordeelStraffen en belonen
Straf krijg je omdat jij je gedrag moet veranderen, moet verbete­ren: je hebt het ‘fout’ gedaan en je dient je te schamen voor je ge­drag. Beloning krijg je omdat je het ‘goed’ gedaan hebt. Je moet er voor zorgen dat het zo blijft.In beide gevallen volgens de criteria van een ander. Het idee dat je het goed kan doen betekent ook dat de mogelijkheid bestaat dat je het fout kunt doen. Een volgende keer kun je er dus naast zit­ten en alsnog straf krijgen of de beloning mislopen. ‘Je hebt het maar net gehaald. Niet zo best, hè. Ik had van jou toch meer ver­wacht.’Straf en beloning zijn de keerzijde van dezelfde medaille, namelijk het resultaat van het oordeel ‘goed’ of ‘fout’.Wij passen straf en beloning stelselmatig toe in alle aspecten van on­ze samenleving. Wij gebruiken het om mensen dingen te laten doen die wij beschouwen als ‘goed’.  ‘Als jullie nu stil zijn, dan mo­gen jullie de laatste tien minuten vrij werken.’ ‘Als jij je kamer op­ruimt krijg je een ijsje’, ‘De manager van de maand krijgt een trip naar Hawaï’, ‘De verkoper met de hoogste score krijgt een pro­motie’, ‘Ik mag een nieuwe auto kopen als ik die klus ge­klaard heb’, ‘Als ik twee kilo ben afgevallen zal hij zeker met mij uit willen’.Straf en beloning staan het nemen van eigen verant­woor­delijk­heid in de weg omdat ze voorbijgaan aan de behoeften van zowel degene die straft/beloont als degene die ge­straft/­be­loond wordt. De innerlijke motivatie om te veranderen en te leren wordt uitgeschakeld door een continu aanwezige (externe) dreiging.

Eisen, bevelen, dreigen
Een eis of bevel betekent dat er maar één manier is om te reage­ren. Er is geen keuze om ‘ja’ of ‘nee’ te zeggen. Er is sprake van een dreiging. Het niet opvolgen van het bevel wordt gevolgd door een strafmaatregel. Het wel opvolgen van het bevel betekent in ie­der geval het vermijden van straf.  ‘Halt of ik schiet’, ‘Als u bin­nen 14 dagen niet betaald heeft, wordt u een boete van 15% van het totale bedrag opgelegd’.We kennen ook een minder expliciete manier van dreigen: ‘Als je eerst je boterham op eet, krijg je straks een koekje.’ Natuurlijk roept in beide gevallen de dreiging angst op.Regels en voorschriften zijn veelal uiting van een eis of bevel. Bij toe­passing van de regels doet de context er niet meer toe: Regel is regel! Het hanteren van regels en bevelen doet dan geen beroep op onze eigen verantwoordelijkheid. Ze leiden tot schijnbare, tij­de­lijke aanpassing of rebellie.‘Het is verboden boeken, cd’s, etc. te kopiëren zonder uitdrukke­lij­ke toestemming van de uitgever’, ‘Fietsers dienen hun hand uit te steken voor het omgaan van de bocht’. In beide gevallen worden de regels en voorschriften met voeten getreden. Een boete is de straf.‘Goed of fout’ verbreekt het contact met onze gevoelens en be­hoeften.Oordelen en beoordeeld worden creëren angst en verbreken het con­tact met onze gevoelens en behoeften. Een baby communiceert vanuit gevoelens en behoeften. Als het honger heeft huilt het ­tot het eten krijgt. Angst, schuld of schaamte zijn nog niet aan­wezig. Al snel in het contact met de wereld om hem/haar heen leert het kind angst, schuld en schaamte te ervaren. In de opvoeding maken we stelselmatig gebruik van straffen en belonen om het kind iets aan te leren. Dat begint al heel jong, bijvoorbeeld bij het zelfstandig eten of zindelijk worden. Als het eten lukt zonder ge­knoei belonen we het kind. Zitten de kleren en de grond vol met eten of doet het kind het toch in zijn broek dan reageren we te­leur­gesteld en/of boos. Zo leert een kind te voldoen aan van buiten opgelegde eisen en bevelen. Het volgt steeds minder zijn eigen ge­voelens en behoeften.Zelf leren doen, de drang om te ontdekken, de nieuwsgierigheid die van nature aanwezig is, wordt onderdrukt. Uiteindelijk verliezen we zo het contact met onze innerlijke drijfveer,  zijn wij nau­we­lijks meer in staat om eigen verantwoordelijkheid te dragen, en ra­ken wij verwijderd van de mogelijkheden die we hebben om in har­monie en met respect te leven.Be­halve het contact met onszelf verliezen we ook het contact met de ander. We zijn zo gewend aan geweld dat we het nauwelijks nog herkennen. We zijn hier zo aan gewend dat sommigen zich zelfs niet meer kunnen voorstellen dat het ook anders kan en an­de­ren niet meer geloven dat het mogelijk is om het anders te doen.

Vooronderstellingen

Universele basisbehoeften
Basisbehoeften zijn over de hele wereld, voor alle mensen hetzelf­de. Het zijn de drijfveren van ons bestaan en sturen ons denken en handelen. In Geweldloze Communicatie onderscheiden wij ba­sis­­behoeften op het niveau van eigenheid, emotie, spel, fysiek, spi­rituele verbondenheid en vieren.

Alle mensen hebben dezelfde basisbehoeften
Alle mensen ter wereld hebben deze behoeften, ongeacht leeftijd, sekse, religie, huidskleur, cultuur of opleiding. Iedereen herkent de
be­hoeften ook als zodanig.
De wijze waarop de verschillende behoeften vervuld worden, is voor ieder individu anders. Dat is een persoonlijke strategie, die wel degelijk beïnvloed kan worden door bijvoorbeeld cultuur, leef­­tijd of sekse.

Elk mens kiest steeds opnieuw z’n eigen strategie om de behoeften vervuld te krijgen
Bij behoefte aan vocht neemt de één een glas water, de ander een pils­je. De behoefte aan respect wordt in de ene cultuur vervuld door el­kaar aan te kijken en in een andere juist door elkaar niet aan­kij­ken. In Nederland nemen we veelal een douche voor onze li­cha­melijke verzorging, op het platteland in Turkije schept men bak­­jes warm water over zich heen en in India zitten ze in de rivier de Ganges.
Ook wordt de keuze van de strategie ingekleurd door de omstan­dig­­heden; zo wassen we ons tijdens een trektocht door de natuur in een beekje en in een 5 sterren hotel in een bubbelbad.

De keuze voor een strategie is veelal een patroon geworden. Dan lijkt die strategie de enige mogelijkheid om een bepaalde behoefte te vervullen en kan er sprake zijn van gewenning of verslaving. ‘Ik heb behoefte aan een sigaret’ in plaats van ‘ik heb behoefte aan ontspanning, of zekerheid’, ‘Ik heb behoefte aan chocola’ in plaats van ‘Ik heb behoefte aan contact en veiligheid’.
Wan­neer we het contact met onze behoeften zijn kwijtgeraakt kun­nen we de strategie met de behoefte zelf gaan verwarren.
‘Ik heb een paar Nikes nodig’ in plaats van ‘ik heb behoefte aan ac­ceptatie’.
‘Ik heb behoefte aan jou’ in plaats van ‘ik heb behoefte aan aan­ra­king en delen’.

Alle mensen hebben de behoefte om in harmonie en met respect te leven
Mensen hebben de behoefte om, zowel met zichzelf, als met anderen, als met hun omgeving, in harmonie en met respect te leven. Dat betekent dus ook als er verschillen zijn.

Gevoelens zijn signalen van vervulde en onvervulde behoeften
Behoeften zijn drijfveren in het leven van elk mens. Baby’s reage­ren primair vanuit hun behoeften en communiceren direct wat ze no­dig hebben: ze huilen als ze zich ongemakkelijk voelen, bijvoor­beeld bij een vieze luier. We leren daarna om steeds minder direct van­uit onze behoeften te reageren en ons steeds meer aan te passen aan de normen die voortvloeien uit het concept ‘goed of fout’. Daar­door verliezen we het contact met onze behoeften. Wanneer de mens het contact met zijn behoeften verliest, verliest hij het con­tact met zijn eigen levensenergie en dus zijn levensplezier. In ons woordgebruik is dit o.a. te herkennen aan het veelvuldig ge­bruik van het woord ‘moeten’, wat wij gebruiken in plaats van wil­len. Dat laat zien dat we niet kiezen vanuit onze eigen behoeften maar vanuit dreiging.

Vraag kinderen naar de redenen van hun schoolgaan en velen zul­len zeggen ‘Ik moet omdat ik het nodig heb voor later’ of ‘ik moet van mijn ouders’. Terwijl kinderen van nature juist leergierig zijn. Vraag ouderen naar de redenen van hun baan en velen zullen zeg­gen ‘Ik moet omdat ik kostwinner ben’ of ‘Ik moet wel omdat ik anders geïsoleerd raak’.
En dan te bedenken dat we zeker de helft van ons leven werken!

Alle mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen innerlijke wereld (ervaren, voelen, denken en beleven)
Wij zijn verantwoordelijk voor onze eigen, innerlijke wereld. Wij zijn verantwoordelijk voor de manier waarop wij onszelf en de we­reld om ons heen organiseren in ons denken en beleven. Wij zijn verantwoordelijk voor de ideeën en meningen die wij vormen, hoe we die toetsen, erover reflecteren en ordenen.
We kennen echter vele manieren om deze eigen verantwoordelijk­heid te ontkennen. We doen dat door iets of iemand anders aan te wijzen als schuldige. Die ander of dat andere zien wij dan als ver­antwoordelijk voor en/of oorzaak van ons denken en ervaren.
Bij­voorbeeld door te zeggen: ‘Zo ben ik nu eenmaal opgevoed’, of ‘In de christelijke traditie hoort dat niet’, of ‘Ik weet niet beter want zo is het al minstens drie generaties’.

Verantwoordelijkheid voor waarneming
We ontkennen persoonlijke verantwoordelijkheid voor onze waar­neming door de interpretatie ervan naar voren te brengen als de waarneming.Dit is bijvoorbeeld te herkennen aan: ‘Hij is…/Het is…’ waarbij de daadwerkelijke waarneming ontbreekt. Bijvoorbeeld: ‘Hij is zo chao­tisch.’, ‘Het is onverantwoordelijk.’

Wij kunnen verantwoordelijkheid nemen voor onze interpretatie door bijvoorbeeld ‘Hij is’ te vervangen door: ‘Ik denk’/ ‘Voor mij is het alsof’/ ‘Naar mijn mening’/’Ik heb het idee dat’/ ‘Ik er­vaar… als’.

Daarbij kan je ook de waarneming weergeven. ‘Als ik zijn bureau be­zaaid zie met papieren lijkt hij mij chaotisch.’ ‘Het is erg koud van­daag’ wordt dan ‘Ik vind het erg koud vandaag’.

‘Wouter is een zwakke leerling’ wordt dan ‘Ik ervaar Wouter als een zwakke leerling, omdat ik zie dat…’ ‘Die medewerkers kunnen niet zelf­standig werken’ wordt dan ‘Ik heb de indruk dat een aantal me­dewerkers niet zelfstandig kan werken, want ik hoor dat…’.

Verantwoordelijkheid voor gevoel
Binnen Geweldloze Communicatie gaan wij er van uit dat gevoelens altijd in iemand aanwezig zijn. Zij manifesteren zich echter niet bij voortduring. Je wordt je bewust van een bepaald gevoel als een behoefte onvervuld of specifiek vervuld is. Dan fungeert het gevoel als een signaal van behoeften. Een gebeurtenis of ge­drag van een ander kan dus wel stimulus zijn voor een bepaald ge­voel, een ander kan nooit verantwoordelijk zijn voor het gevoel dat je voelt.
Toch zijn we geneigd anderen als oorzaak voor onze gevoelens aan te wijzen. Daarmee ontkennen we die eigen verantwoordelijkheid voor onze gevoelens en leggen we die verantwoordelijkheid bij anderen neer. ‘Als jij door blijft praten, bezorg je me hoofdpijn.’ of: ‘Je maakt me helemaal gelukkig als je vanavond met me meegaat.’  Daarmee komen we terecht in emotionele chantage en schuld.

Als je verantwoordelijkheid neemt klinkt ‘Ik ben boos omdat jij er met je aandacht niet bij bent’ als ‘ik behoefte heb aan aandacht en oplettendheid als ik dit toelicht’.
‘Hij is opgetogen omdat ik hem meeneem naar de voorstelling.’ wordt dan ‘Hij is opgetogen dat we naar het toneel gaan omdat hij er dol op is.’
Het ontkennen van persoonlijke verantwoordelijkheid voor onze ge­voelens is herkenbaar aan: ‘Ik voel me…omdat jij/hij/zij…’.

Verantwoordelijkheid voor behoeften
Wij zelf zijn de enige die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van onze behoefte(n). We kunnen een ander wel vragen om een actie te ondernemen waardoor onze behoefte vervuld wordt, maar de ander is vrij daar  ‘nee’ op te zeggen.
Een behoefte en de wijze waarop we die behoefte vervullen zijn twee verschillende dingen. Veelal echter verwarren we die twee of maken er een geheel van. Het scheiden van  behoefte en strategie helpt om verantwoordelijkheid te nemen en te houden voor onze eigen behoeften.
‘Ik heb er behoefte aan dat je vanavond bij me bent.’ wordt dan  ‘Ik heb behoefte aan contact en wil graag dat er vanavond iemand bij mij is.’

We raken verstrikt als we verwachten dat anderen onze behoeften kunnen ruiken. M.a.w. als wij niet zeggen wat onze behoefte is maar wel willen dat de ander het weet. Ook hebben we ver­wach­­tingen dat anderen onze behoeften vervullen. Liefst ook nog on­gevraagd. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb vandaag geen zin om boodschappen te doen, hoor’. En we verwachten dat de ander zegt ‘geeft niks; ik ga wel’.

Wij zelf zijn de enige die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van onze behoefte(n). We kunnen een ander wel vragen om een actie te ondernemen waardoor onze behoefte vervuld wordt, maar de ander is vrij daar  ‘nee’ op te zeggen. Wanneer we een ‘nee’ horen reageren we veelal boos, teleur­ge­steld, met verwijten. Dat creëert bij de ander angst, schuld of schaam­te.

Met eigen verantwoordelijkheid klinkt: ‘Ik heb keihard gewerkt en er is zelfs geen eten in huis’ als ‘Ik ben moe, we hebben geen eten voor vanavond in huis, ik heb behoefte aan rust, wil jij de boodschappen doen?’  ‘Wat flauw van je dat je niet meegaat naar het familiefeest’ als: ‘Bij de gedachte dat ik al­leen naar het familiefeest ga voel ik me onzeker omdat ik ondersteuning nodig heb’ en ‘Ik ben teleurgesteld omdat jij niet te­gen me gezegd hebt dat de procedure is afgerond’ als ‘Ik ben bezorgd over de voortgang en heb behoefte aan geruststelling’.

Ook bij vervulde behoeften zijn we zelf verantwoordelijk. Zoals: ‘Ik ben blij omdat jij de sommen goed gemaakt hebt” wordt ‘Ik ben blij als ik zie dat jij dezelfde uitkomsten van de sommen hebt als ik’ en ‘Ik ben tevreden omdat jij gisteren op de afgesproken tijd thuis was’ wordt ‘Ik ben tevreden omdat mijn behoefte aan vertrouwen vervuld wordt door afspraken na te komen’.

Verantwoordelijk voor verzoek
Wij zijn zelf verantwoordelijk voor het vervullen van onze be­hoef­ten. Als we willen dat er wat gebeurt hebben we dat kenbaar te maken. We nemen die verantwoordelijkheid door een verzoek = actievraag te doen.

We zijn vaak bang om die verantwoordelijkheid expliciet te laten klin­ken. Dan is de tekst bijvoorbeeld: ‘Ik heb het zo druk gehad van­daag. Ik ben doodop. Ga je naar de keuken?’. ‘De deadline moet gehaald worden’.
Met eigen verantwoordelijkheid klinkt het als: ‘Ik ben doodop en ik heb zin in een biertje. Wil je het voor me halen?’ en ‘De deadli­ne is overmorgen. Ik wil even checken wat de stand van zaken is. Wil je me vertellen hoever je bent gevorderd?’.

Alle mensen zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop zij hun innerlijke wereld uiten
Wij zijn verantwoordelijk voor onze communicatie, ons denken en handelen. Als wij de verantwoordelijkheid nemen dan stemmen wij af met onze eigen gevoelens en behoeften en met die van an­de­ren en we stemmen af met de omgeving.
Als we die persoonlijke verantwoordelijkheid ontkennen verwijzen we naar iets buiten onszelf. We schuiven de verantwoordelijk­heid naar iets of iemand anders:

Re­gels/voorschriften: ‘Na drie keer te laat komen moet ik je wel straf geven, zo zijn de regels nu eenmaal.’
Groepsdruk: ‘Ik deed mee met schelden omdat alle supporters dat doen.’
Sociale rollen: ‘Als man huil je niet in het openbaar.’
Han­delingen van anderen: ‘Omdat jij zo loopt te schreeuwen in de gang kan de secretaresse zich niet concentreren.’
On­controleerbare impulsen: ‘Ik kon het niet tegenhouden. Ik moest haar slaan.’
Voorschriften van autoriteiten: ‘Ik heb Marcel niet geholpen want ik moest in mijn cabine blijven van de commandant.’

Taal en communicatie zijn een weergave van onze innerlijke wereld
Onze communicatie, verbaal en non-verbaal, geeft weer wat er in ons omgaat, wat ons beweegt. Dankzij die communicatie kunnen wij ons verbinden met anderen. Het is ook de manier waarop we met onszelf in verbinding staan. Die communicatie is onze le­vens­ader.
Als we ons op een manier uiten waarbij angst, schuld of schaam­te ervaren wordt, verbreken we de verbinding met onszelf en/of de ander.
We versterken de verbinding als we communiceren vanuit onze ge­voelens en behoeften en dat doen vanuit eigen verantwoorde­lijk­heid.

Bewustzijn geeft toegang tot mededogen
Mededogen is een natuurlijk vermogen dat wij allemaal hebben. We hebben er alleen niet altijd toegang toe. Wanneer we ons be­wust zijn van onze eigen gevoelens en behoeften en die van de ander, dan hebben wij toegang tot mededogen. Dan kunnen we me­dedogen in onszelf ervaren en er uiting aan geven. Zowel naar ons­zelf als naar anderen toe.